Ik was negentien en kon 'gratis' naar Pinkpop. In ruil voor één dagdeel werk, kreeg je toegang tot het festival.
Samen met een goede vriend had ik mijn tentje de avond voor het festival al opgezet op de medewerkerscamping. We moesten de eerste ochtend meteen aan de bak.
We struinden wat rond op zoek naar drank en avontuur. Het terrein ging de volgende ochtend pas open.
Ineens hoorden we het gestamp van diepe bassen. Dit herkenden we uit de boeren-discotheken waar we ons elk weekend begaaiden en die we juist niet hoopten te horen op Pinkpop.
Maar muziek betekent feest, feest betekent drank, drank betekent avontuur. Eropaf!
De herrie bleek uit een loods te komen waar de Landgraafse bevolking een techno-feest had georganiseerd.
Bij de ingang stond flink wat krepuul met een paar opgefokte pitbulls. Dat beloofde wat. Binnen balanceerde de sfeer tussen euforisch en beangstigend.
Terwijl we aan de bar de weinige muntjes die we konden betalen bij elkaar voegden, kwam er een grote, kale man op ons af. Hij was dronken maar had duidelijk genoeg gesnoven om zich staande te houden. Hij keek, graaide in zijn zakken en sloeg vervolgens een volle vuist muntjes op de bar. 'Voor jullie'.
We probeerden nog vriendelijk te weigeren, want dit was niet het type waarbij je in het krijt wil staan. Weigeren was geen optie, die muntjes waren voor ons 'godverdomme'. En het eerste biertje moesten we met hem en zijn vrienden komen drinken. Daar had je het al.
Zijn vrienden waren allemaal dezelfde soort doorgesnoven apen. In het midden van hun kring dansten een paar meisjes die duidelijk veel te jong waren om op dit uur in zo'n loods rond te hangen. Basisschool jong. Ze deden videoclips na die absoluut niet voor hun leeftijd bedoeld waren. Het bleken de dochters van onze 'vriend' te zijn.
Toen ik drie nachten later het festivalterrein afliep, in de stroom mensen die allemaal moe en op waren van drank en slaapgebrek, zag ik plotseling onze grote kale vriend. Hij hing laveloos om de schouder van een van die andere apen. Ze strompelden voort en schreeuwden steeds 'waar zijn de kinderen?'
Iets lelijkers heb ik nooit meer gezien.
Tijdens de lockdown deel ik iedere week een 'Zuipverhaal'. Als ode aan het nachtleven dat niet meer bestaat.