'Ja dat vind je lekker hè? Maar dat mag niet hè? Dat hadden we afgesproken hè?'
Voorzichtig aan het riempje trekkend schuifelde het omaatje verder terwijl haar hondje nog uit alle macht probeerde een bakje kibbeling uit een vuilnisbak te snaaien.
Mensen die tegen hun hond praten. Een apart slag volk. Bij mij in de buurt lopen meerdere van dit soort exemplaren in het wild rond. Wat drijft mensen er toe om complete gesprekken met een dier aan te knopen?
'Nou loop je weer helemaal schuin. We moeten toch naar de Etos? Dat is de andere kant op lieverd.' Iedere gedachte wordt hardop uitgesproken in de veronderstelling dat deze wordt gehoord en begrepen. Ongelooflijk.
In eerste instantie is het vertederend. Deze innige band tussen mens en dier. Maar hoe langer je kijkt en luistert, hoe treuriger het wordt. Alsof een gebrek aan menselijk contact wanhopig wordt gecompenseerd door te klessebessen met je hond.
De mooiste 'hondenpraatrelatie' uit mijn buurt is die tussen een chagrijnige, verfomfaaide, zware shag rokende man van middelbare leeftijd en zijn dikke Jack Russel. Een onwaarschijnlijk duo. Ze lijken meer tot elkaar veroordeelt dan dat er sprake is van enige liefde.
De man loopt altijd strontchagrijnig tien meter vooruit terwijl zijn hond er met zichtbare tegenzin achteraan hobbelt, en er aan zijn verdrietige snoet valt af te lezen dat, als hij een paar kilo lichter was geweest, hij allang een ontsnappingspoging had ondernomen.
Om de paar meter vuurt de man een paar sneren op het arme dier af. 'Loop nou toch 's door dik beest.' 'Ik word gek van je, weet je dat?' 'Als je niet zoveel zou vreten zou je een beetje normaal kunnen lopen.' Alsof dat beest verantwoordelijk is voor de hoeveelheid troep die hij blijkbaar elke dag naar binnen werkt. Het bizarre is dat de man, ondanks zijn duidelijke walging, toch trouw elke dag zijn zwaarlijvige hondje uitlaat.
Uit een Amerikaans onderzoek blijkt dat praten met dieren ons slimmer maakt. Het ontwikkeld ons empathisch vermogen en sociale intelligentie. 'Jij had nooit geboren moeten worden'. Dat was de oneliner die ik gisteren van hem opving tijdens mijn rondje rond de plas.
Ik kon alleen maar denken: jij moet nog heel veel met je hond praten.